Veel gestelde vragen – Regeling Cultuureducatie Overijssel 2025-2028

Cultuureducatie Overijssel 2025-2028

De regeling Cultuureducatie Overijssel 2025-2028 is definitief vastgesteld en in december 2024 aangepast.

Gemeenten hebben tot uiterlijk 1 mei 2025 de mogelijkheid om hun aanvraag in te dienen.

Hieronder vind je de veelgestelde vragen over deze regeling.

Blijven intentieverklaringen vanuit het onderwijs zinvol, gezien de financiële ontwikkelingen?

ANTWOORD: Ja, intentieverklaringen blijven belangrijk. Ze vormen een officiële verklaring of besluit van alle deelnemende scholen, ondertekend door het schoolbestuur of de schoolleiding. Hiermee bevestigen zij hun financiële en inhoudelijke bijdrage en onderstrepen zij hun commitment aan cultuureducatie.

Uitleg intentieverklaring

In de intentieverklaring bevestigt de school dat zij ten minste €15,- (uit de lumpsum) bijdraagt voor
elke leerling per schooljaar. Dit is het uitgangspunt om met name het onderwijs scherp te houden dat
zij ruim €20,- per leerling per jaar ontvangen voor cultuureducatie. Voor deze regeling is de intentieverklaring een verplichte bijlage. Het bedrag dat de school per leerling in het lokale kunstmenu/ programma cultuureducatie steekt is een afspraak tussen de scholen en de gemeenten.

Advies: Bespreek onderling welke bijdrage scholen uit hun lumpsum moeten leveren voor een goede uitvoering van het cultuureducatie programma en dat zij binnen de lumpsum ruim €20,- ontvangen voor cultuureducatie. Lokaal verschilt de bijdrage van de scholen, maar de ondergrens is € 7,50.

Hoe verhoudt de gemeentelijke bijdrage zich tot de bijdrage van de provincie?

ANTWOORD: De subsidie is een vast bedrag per leerling per jaar op basis van het aantal leerlingen uit de tabel. De hoogte is gelijk aan de gemeentelijke bijdrage met een minimum van €4,- per leerling tot een maximum van €6,50. De provincie matcht hetzelfde bedrag.

Dus stel dat de gemeente €5,35 uitgeeft per leerling, dan is de bijdrage van de provincie ook €5,35.

Is een officiële verklaring van de gemeente nodig waarin het aantal werkuren per week van de combinatiefunctionaris voor cultuureducatie wordt bevestigd?

ANTWOORD: Ja, de provincie ziet graag hoeveel uren er beschikbaar zijn per gemeente en hoe deze kan worden gehandhaafd gedurende de subsidieperiode.

Mag de gemeente, naast de uren van de combinatiefunctionaris, ook de uren van andere functionarissen, zoals een BCC-er, meenemen om te voldoen aan de vereiste 8 uur per week plus een half uur per deelnemende school(locatie)?

ANTWOORD: Ja, deze wijziging is doorgevoerd omdat kleinere gemeenten eerder moeite hadden om het gewenste aantal uren te behalen. BCC-ers worden vaak ingezet voor coördinatie en organisatie. Zolang goed te verantwoorden is dat hun inzet een vast aantal uren per week bedraagt, kunnen deze uren worden meegenomen in de optelsom. Bij twijfel neemt het Subsidieloket, middels een intake, altijd contact op met de gemeente voor extra toelichting.

Wat moet er precies opgenomen worden in de intentieverklaring voor de cultuurcoach, combinatiefunctionaris of BCC-er?

ANTWOORD: In de verklaring moet vermeld staan dat de gemeente voornemens is om met een cultuurcoach te blijven werken, inclusief het aantal uren waarvoor deze wordt ingezet. Daarnaast moet worden aangegeven dat de gemeente de financiering hiervan op zich neemt. Hoe deze financiering is opgebouwd, kan per gemeente verschillen, bijvoorbeeld via eigen middelen, de BRC-regeling of bijdragen van scholen.

Geldt de regeling Cultuureducatie Overijssel 2025-2028 ook voor het voorgezet onderwijs?

ANTWOORD: De middelen binnen Cultuureducatie Overijssel 2025-2028 mogen ook worden ingezet voor het voortgezet onderwijs (VO).

Echter, de huidige financiering is gebaseerd op het aantal leerlingen in het primair onderwijs (PO), inclusief het gespecialiseerd onderwijs. Dit betekent dat er geen extra middelen specifiek voor het VO beschikbaar zijn.

De mogelijkheid om VO mee te nemen is toegevoegd op basis van wensen van meerdere gemeenten. Bijvoorbeeld, wanneer een basisschool samenwerkt met de onderbouw van een VO-school, kan dit binnen de plannen voor de nieuwe regeling worden opgenomen.

Daarnaast biedt Rijnbrink programma’s zoals Proeftuin Overijssel voor VO aan, waarmee gemeenten en scholen verbinding kunnen zoeken om het aanbod voor het voortgezet onderwijs te versterken.

Volgens welke richtlijnen of handleiding moet de Cultuurcoach (en andere kunstaanbieders) een eerlijke beloning krijgen binnen de Culturele Code Fair Practice, en waar is deze te vinden?

ANTWOORD: De Culturele Code Fair Practice houdt in dat zowel de Cultuurcoach als andere kunstaanbieders een eerlijke beloning moeten ontvangen voor hun werk. Wij vinden het belangrijk om de Culturele Code Fair Practice te benoemen en gaan ervan uit dat gemeenten deze ook hanteren. Het draait om de verantwoordelijkheid om professionals, zoals de Cultuurcoach en kunstaanbieders, eerlijk te belonen.

Op de website van Kunsten ’92, de hoeder van deze code, is uitgebreide informatie te vinden over de Code Fair Practice, inclusief richtlijnen en praktische tips voor de toepassing ervan.

Fair pay praktijkinstrument

Rijnbrink pakt de provinciale Monitoring en Evaluatie op. Hoe gaan ze dat doen en wie gaan ze benaderen?

ANTWOORD: De aanpak voor Monitoring en Evaluatie (Moneva) wordt momenteel ontwikkeld in samenwerking met vier gemeenten in Overijssel. Gedurende deze periode zal de werkwijze verder worden uitgewerkt en op een later moment met alle gemeenten worden gedeeld. De kwalitatieve Moneva wordt uitgevoerd door een externe partij.

Achtergrond
Het doel is niet alleen om helderheid te krijgen in de cijfers, maar ook om deze informatie strategisch in te zetten voor de landelijke lobby en het gesprek met het Rijk. Een belangrijk instrument hierbij is Cultureel Overijssel in Kaart, die Rijnbrink op 13 februari 2025 lanceert.

Dankzij de monitoring kunnen we concreet aantonen wat er in Overijssel nodig is op het gebied van cultuureducatie (CE). Rijnbrink start nu met deze aanpak en zal ook in gesprek gaan met de penvoerders uit de grote steden. Het is een gezamenlijk verhaal van Overijssel, waarmee we de positie van cultuureducatie en -participatie in de provincie versterken.

Moet de €3 per leerling die Rijnbrink beschikbaar stelt voor gemeentelijke cultuureducatieplannen binnen CMK worden opgenomen in de begroting van deze regeling?

ANTWOORD: Nee, CMK is een aparte regeling met een eigen geldstroom, los van de regeling Cultuureducatie Overijssel. Alleen de Cultuurcoach ziet de vervlechting tussen beide regelingen, ook in de werkwijze met Rijnbrink.

Wel mogen in het gemeentelijk cultuureducatieplan de activiteiten die met deze extra middelen worden gefinancierd, worden opgenomen bij de aanvraag voor deze regeling. Dat is juist een mooie toevoeging! Zorg er dan wel voor dat dit duidelijk wordt benoemd als ‘CMK’ of ‘vervlechting’ om verwarring te voorkomen.

Wat is precies de bedoeling van de voorwaarde rondom BIS/Fondsen? Hoe strikt wordt deze gehanteerd?

ANTWOORD: Gemeenten, het Rijk en de provincie investeren gezamenlijk aanzienlijk in Fonds- en BIS-ondersteunde culturele instellingen. Deze instellingen worden ook bevraagd op hun bijdrage aan cultuureducatie. Tegelijkertijd vragen we gemeenten om hier in hun cultuureducatieplannen (CE-plannen) aandacht aan te besteden.

Achtergrond

In de vernieuwde regeling is opgenomen dat er jaarlijks minimaal één cultureel aanbod (zoals een project, voorstelling of tentoonstelling) wordt bezocht van een Overijsselse BIS- of Rijks(fonds)-ondersteunde instelling, zoals opgenomen in subsidieregeling 7.23 Kader Cultuur en Erfgoed (tabel 1).

De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor:

  • Het duidelijk maken van het beschikbare culturele aanbod.
  • Het aanleveren van de gevraagde data over de ondernomen activiteiten.

Het kan ook gaan om activiteiten, van deze gesubsidieerde partijen, op school. De voorkeur gaat echter uit naar een bezoek in een professionele culturele omgeving (zoals een theater, museum, tentoonstellingsruimte, concertzaal of filmhuis). Dit draagt bij aan de beleving en inspireert kinderen op een andere manier.

Het uiteindelijke doel is om de gehele culturele keten te versterken, waarbij de realiseerbaarheid natuurlijk een belangrijke factor blijft.

Naar wie wordt de €3 per leerling vanuit Rijnbrink overgemaakt?

ANTWOORD: Dat hangt af van de afspraken in de samenwerkingsovereenkomst die Rijnbrink samen met de gemeenten opstelt. Het belangrijkste is dat de €3 in dezelfde pot terechtkomt waar de cofinanciering vanuit de provincie, de gemeente en de scholen beheerd wordt.

Doen de scholen ook mee aan CmK regeling als er geen aanvraag bij de provincie wordt gedaan aan de Overijsselse regeling?

ANTWOORD: Nee, want er is sprake van vervlechting tussen de regelingen. Los van de provinciale regeling kunnen de scholen wel meedoen aan de één van de onderzoekslijnen.

Wat zijn de voorwaarden voor de besteding van de bijdrage van Rijnbrink?

ANTWOORD: De voorwaarde is dat de voorwaarden van de regeling Cultuureducatie Overijssel worden onderschreven. Deze zijn hier te vinden: https://regelen.overijssel.nl/Producten_en_diensten/Subsidies/Cultuur_en_sociale_kwaliteit/Cultuureducatie_Overijssel_2025_2028

Vanuit welke middelen kan de cultuurcoach betaald worden?

ANTWOORD: De provincie geeft de voorkeur aan dat de matchingsmiddelen niet worden ingezet voor de cultuurcoach, aangezien hiervoor de Brede Regeling Combinatiefunctionaris beschikbaar is.

Wel mogen alle middelen die de scholen en gemeenten bijdragen boven de €6,50 per leerling worden gebruikt voor de betaling van de cultuurcoach. Daarnaast kan een deel van de cofinanciering worden ingezet voor de cultuurcoach, mits deze nieuwe taken op zich neemt, zoals bijvoorbeeld werkzaamheden rondom dataverzameling.