Tanja

Lees hieronder het verhaal van Tanja

Luister hier naar het verhaal

In de coronazomer van 2020 wist ik het zeker: we moeten de Randstad uit.

Ik ben Tanja, alleenstaande moeder van een 23-jarige gehandicapte jongeman. Ik kom oorspronkelijk uit het oosten, maar heb 25 jaar in de Randstad gewoond. Ik wilde altijd al terug, maar je weet hoe het gaat, het leven haalt je in.

In die rotzomer van 2020, toen het wat rustiger werd met de lockdown, ben ik gaan inpakken. Geen idee waar ik terecht zou komen, en dat kon me ook niet zoveel schelen, als we de stad maar uit waren, waar ik de veiligheid van mijn zoon zag achteruit hollen.

Via Funda vond ik een vrije sector woning in Losser. Ik wist niet eens waar het lag, maar twee dagen later reden we erheen en binnen een half uur zei ik ja: ik had een huis.

Drie weken later verhuisden we, net voor de tweede lockdown. En daar zaten we dan, in een lege woning op een half gelegde vloer, want het moest snel door de aankomende nieuwe lockdown. Drama. We kenden hier niemand, en hoe begin je dan?

Ik begon met contact zoeken met mantelzorg en mocht regelmatig bellen met Jannet Huisman van Fundament, gewoon om te kunnen praten. Ook kreeg ik vanuit daar een gewaarborgde hulp voor de PGB van Jan. Onze nieuwe huisarts kwam na haar dienst langs toen Jan ziek was, omdat de taxi niet reed door het slechte weer en er echt een arts moest komen. Ik wist niet wat ik meemaakte. En allemaal op z’n Tukkers: stug maar kordaat. Er werd gehandeld. Mijn eerste ervaring met noaberschap.

We zijn rondjes gaan lopen door de wijk, vaste korte rondjes waarbij al snel de buren ons aanspraken en een praatje maakten. Mensen zeggen hier nog gewoon goedemorgen en nemen de tijd voor je. Zo kreeg Jan zijn beweging. Hij heeft een linkszijdige verlamming en hersenletsel, en zijn spieren moeten toch uitgedaagd worden.

In het voorjaar kregen we via de WMO een fiets voor hem. In de Randstad kreeg ik een fiets die niet echt aangepast was, en ik vroeg automatisch een dergelijke fiets aan. Maar dat liep anders. Bij het afleveren van de fiets werd onmiddellijk opgemerkt dat deze fiets helemaal niet geschikt was voor Jan. Ik was stomverbaasd dat er zo met je werd meegedacht. Er werd zorg op maat geleverd.

We hebben die zomer zo’n mooie tijd beleefd. We konden het bos in fietsen, naar de boer om melk te halen. Ook voor Jan was het een omkeer in zijn leven. Waar hij in de Randstad altijd naar de grond keek, omdat de prikkels van de drukte van de stad hem te veel waren, begon hij hier om zich heen te kijken. “De kinderen spelen hier anders, mam. Ze krijsen hier niet. Ze spelen hier nog echt.” Hij genoot van het kletspraatje dat je kunt hebben met de buren, dat hij bij Smit mocht vragen of de muziek wat zachter kon, en dat het verkeer hier rekening hield met zijn handicap. “Ze laten me voorgaan, waarom doen ze dat?”

Waar ik in de eerste maanden huilend op de bank zat omdat ik twijfelde aan mijn radicale beslissing, zag ik een jaar later dat het de beste keuze ooit was geweest.

Ik ben vrijwilligerswerk gaan doen in het Lossers Hoes. Ik heb mensen leren kennen en enorm veel respect gekregen voor de gemeenschap hier. En ja, we hebben beiden een boerenzakdoek op onze fiets. De rust van het bos, de vriendelijkheid van de mensen en de houding: “Komt d’r in, dan ku’j d’r uut kiek’n.” Ik hou ervan.

We zijn nu tweeënhalf jaar verder. Jan heeft een maatje gevonden en een hele goede begeleider die hem helpt om te gaan met zijn handicap. We willen hier niet meer weg. We lopen niet de deur plat bij mensen, maar als er iets is, kan ik om drie uur ’s nachts om hulp roepen en dan wordt er voor je klaargestaan.

En carbid schieten is het beste wat er is. En paasvuur ook. Ik ben blij dat ik weer terug ben in de sfeer waar ik ben opgegroeid.

Terug naar het overzicht