Mijn werk, “Sky of War, Fields of Hope”, vormt het begin van deze reis.
Het is geïnspireerd op het indrukwekkende verhaal van Nataliya, een moeder uit Oekraïne die met haar kinderen moest vluchten en in Losser tijdelijk een veilig thuis vond.
– Nick Pilage –
Nataliya vluchtte uit Oekraïne met haar twee kinderen en woont in Losser, in het voormalige hotel Marktzicht. Hieronder lees je deel 1 van het verhaal van Nataliya.
Het was 24 februari 2022, twee dagen voor mijn verjaardag. Eigenlijk waren mijn man en ik van plan die dag te gaan winkelen om een jas voor de lente te kopen als verjaardagscadeau. Maar om 04.00 uur ’s ochtends schrokken we wakker van de bombardementen: het was oorlog. Ik kon het niet geloven en wilde het niet geloven. Natuurlijk waren we bang dat dit zou gebeuren, = maar dat Rusland nu echt had aangevallen was onvoorstelbaar. We waren in paniek, we waren niet goed voorbereid op deze situatie. Het was koud, februari is de koudste maand van het jaar bij ons. We woonden op de achtste verdieping, er was geen schuilkelder in de buurt en we wisten niet waar we naartoe moesten.
We namen de slapende kinderen (van 11 en 3 jaar oud) en twee koffers en vonden een ondergrondse parkeergarage in de buurt. We bleven daar de rest van de dag. We waren moe, we bevroren van de kou en de kinderen vroegen om eten. We wisten niet wat ons te wachten stond en gingen daarom ’s avonds naar huis om op te warmen en wat te eten. De volgende dag stelde de gemeente de kelder van ons appartementengebouw open om te schuilen. We hoorden telkens het luchtalarm en gingen keer op keer naar beneden met de kinderen om te schuilen. De kelder was oncomfortabel, druk, stoffig en we konden nergens slapen.
Na drie dagen telkens naar de kelder te zijn geweest besloten we om thuis in de gang te schuilen volgens het tweemuren-principe (in oorlogsgebied wordt aangeraden om achter twee muren te schuilen: één die de impact van een bom incasseert en één die de brokstukken van de eerste muur tegenhoudt). Dit was de veiligste plek van ons huis. Elke tien minuten lazen we het nieuws, en dat was verschrikkelijk. Zo zaten we daar tien dagen lang.
Mijn man smeekte me te vluchten met de kinderen, maar ik wilde bij hem in Oekraïne blijven – hij mocht immers het land niet verlaten. Maar mijn man bleef aandringen: het was te onveilig, voedsel werd schaars, de winkels waren dicht en het was gevaarlijk om de straat op te gaan; we hoorden beschietingen. Mijn oudere zus werkte in Polen. Het plan was naar haar toe te gaan, maar hoe te reizen? Er was geen vliegverkeer mogelijk, alle wegen waren gebombardeerd. Alleen per trein zouden we nog kunnen reizen.
Ik pakte een koffer en twee rugzakken en nam de kinderen mee. We zouden een taxi nemen, aangezien het treinstation aan de andere kant van de Dnjepr was. Normaal duurt deze rit één uur, maar nu duurde het wel vier uur, omdat bijna alle bruggen dicht waren en op één brug een file stond. Wanneer het luchtalarm afging stonden alle auto’s telkens stil. Zodoende kwam de taxi helemaal niet aan en bleven we thuis. Die avond vuurde Rusland raketten af op dat station. Wat een geluk dat we er niet hadden kunnen komen.
We zochten een andere manier om weg te komen. Samen met een vriendin vond ik een klein station dichtbij ons huis, waar we konden komen met behulp van een taxiservice gerund door vrijwilligers. Er waren bijna duizend mensen op het station. Het lukte ons om met de trein mee te gaan. De reis naar Lviv duurde twaalf uur, honderden mensen stonden in het gangpad en er was geen toilet. Wanneer we het luchtalarm hoorden moest telkens het licht uit, opdat we geen zichtbaar doelwit zouden zijn.
Toen we in Lviv aankwamen was het al na negen uur ’s avonds. We mochten niet meer op straat zijn vanwege de avondklok. Daarom wachtten we de hele nacht buiten bij het station op treinen of bussen die ons verder konden brengen – binnen in het stationsgebouw zat het al helemaal vol met mensen. Duizend mensen die wachtten om geëvacueerd te worden. De kinderen konden twee uurtjes slapen in een vrijwilligerstent met verwarming, want buiten was het -7 graden en sneeuwde het. We hadden het enorm koud, vooral de kinderen.
’s Ochtends reden we met een bus naar de Poolse grens, waarna we nog drie kilometer moesten lopen met de slapende kinderen en de bagage om bij de douane te komen. Daar waren we veilig en kregen we alles wat we nodig hadden, ook thee en warm eten. Van hieruit gingen we door naar een groot centrum voor vluchtelingen van het Rode Kruis in Przemysl. Mijn zus kon ons niet opvangen omdat we met te veel waren, maar we kwamen oude vrienden tegen die regelden dat we bij twee geweldige families terechtkonden. We bleven twee nachten bij Małgorzata en Artur, hierna vonden we via internet een vakantiehuis vlakbij Lublin. Toen we aankwamen werden we met bloemen ontvangen. Het was 8 maart, Vrouwendag. Deze feestdag kennen we thuis in Oekraïne ook, het was een hartverwarmend gebaar. Lokale inwoners gaven ons kleren en schoenen en vrijwilligers kwamen eten brengen. We begrepen de Poolse taal erg goed, daarom kon mijn zoon hier ook twee weken naar school gaan.
Echter, na een maand moesten we weg uit Lublin omdat het toeristische seizoen begon en het huis zou worden verhuurd. De vrijwilligers vertrokken naar verschillende landen in Europa, mijn man adviseerde me om verder te reizen naar Nederland. Hij was al enkele keren in Amsterdam geweest. Op dat moment hoorde ik dat mijn zus en onze stiefmoeder ook in Polen waren aangekomen. Mijn zus reisde met haar kinderen door naar Israël en vroeg me om moeder mee te nemen op onze tocht. Mijn schoonmoeder woonde nog in Oekraïne, in een stad dichtbij de Russische grens. De situatie was verschrikkelijk daar, maar gelukkig vonden we vrijwilligers die haar konden ophalen. Dat lukte bij de tweede poging en 20 maart kon ook zij bij ons in Polen komen. Slechts één dag later werd de brug van Chernihiv naar Kyiv opgeblazen. Ik prijsde me opnieuw gelukkig dat we deze laatste kans hadden genomen.
Nu waren we met z’n vijven. Binnen enkele dagen kwam daar mijn schoonzus bij met haar twee kinderen en waren we met acht. Op 9 april namen we met de hele groep de bus van Lublin naar een groot vluchtelingencentrum in Warschau, samen met anderen die naar Nederland wilden reizen. Bij ons in de bus zaten een paar fantastische Nederlanders: de eigenaar van de bus, een vrouwelijke kinderarts, twee chauffeurs en ook twee vrijwilligers uit Moskou. Na een reis van 14 uur kwamen we op 10 april om 8 uur ’s ochtends aan in Losser. We hadden een keuze: hier blijven of doorreizen naar Amsterdam of Rotterdam. We besloten te blijven. Eindelijk, 45 dagen na het begin van de oorlog, waren we veilig. We konden uitrusten.
In hotel Marktzicht werden we ontvangen door Rianne Knippels. Mijn stiefmoeder, mijn kinderen en ik deelden één kamer, en mijn schoonmoeder met haar dochter en kleinkinderen hadden een andere kamer. Na een week lieten we ons registreren bij de gemeente, Baiba van de Blokker hielp ons met de taal. Martijn kookte de eerste twee weken voor ons en daarna liet hij ons zien hoe we de keuken konden gebruiken, zodat we zelfstandig konden koken. Ontzettend veel lokale inwoners stonden meteen klaar om ons te helpen: met eten, kleding, schoenen, speelgoed, noem het maar op. Van de bakker kregen we gebak, kapster Joyce knipte ons twee maanden voor niets, en ook in het zwembad konden we gratis terecht. Er werd een heuse boottocht in Denekamp voor ons georganiseerd, een prachtige tour over het water! Via Fundament konden de kinderen mee met Losserse kinderen naar pretpark De Waarbeek in Hengelo. Dat vonden ze helemaal fantastisch! Martijn deed ook veel voor ons; we kregen boodschappen, gratis ijsjes, en er werd een barbecue georganiseerd. Van Tanja en haar zoon Jan kregen we een spelcomputer met spelletjes en ze kwamen vaak iets lekkers brengen. Olga van Vondel regelde veel kleding en een paar fietsen voor ons. Zij heeft iedereen in Marktzicht enorm geholpen om daar weer op te starten en te wennen. Ik ben goede vrienden geworden met Olga; ze heeft me betrokken bij allerlei verschillende activiteiten in Losser: de avondvierdaagse van de scholen, Halloween en de lichtjesroute met Kerst, waar we brandweerman Leon hebben leren kennen.
In mijn zoektocht naar werk werd ik geholpen door Manon van de gemeente. Ik heb toen als schoonmaakster in Bloemenbeek gewerkt, maar helaas moest ik na een maand stoppen vanwege mijn gezondheid. Mijn zoon ging inmiddels naar de internationale school in Enschede. Ik ben toen zelf begonnen met een cursus crisiszorg bij psychologische oorlogstrauma’s, omdat ik een grote passie heb voor psychologie. Ik heb daarvoor drie maanden gestudeerd en kreeg in september het diploma. Rianne stelde voor dat ik manager zou worden van de locatie met Oekraïners in Boekelo; dit betekende een bijzondere nieuwe stap in mijn leven. Het is namelijk mijn wens en ambitie om mijn landgenoten te kunnen helpen.
Toen ze vier jaar was geworden ging mijn dochtertje vanaf november ook naar school om Nederlands te leren. Na de voorjaarsvakantie kon mijn zoon volgens de internationale school al zo goed Nederlands dat hij naar een reguliere school mocht, maar hij maakte zich grote zorgen over mogelijke problemen op de nieuwe school. Daarom bleven de kinderen twee weken thuis. Het was een uitdaging voor ze om de hele dag op een klein kamertje te zitten en uiteindelijk wilden ze toch wel naar de Nederlandse school. Olga hielp me om Sanne, de directrice van basisschool De Imenhof, te ontmoeten. Dat mijn dochter nog geen Nederlands sprak was een obstakel, maar de directrice maakte een uitzondering en liet mijn beide kinderen toe. Drie weken moesten ze wennen en integreren, maar nu gaan ze met plezier en voldoening naar school.
Mijn hart is vol liefde en dankbaarheid naar deze school: naar de directrice, de leerkrachten, de schoolkinderen en hun ouders. Iedereen is ontzettend lief en geduldig, mijn kinderen en ik voelen ons altijd gesteund. Ik werk zelf in een team van Nederlanders en voel me ook ongelofelijk gesteund door hen.
Af en toe heb ik een slechte dag, wanneer ik op werk ben en moet huilen. Als ik bijvoorbeeld ’s ochtends het nieuws lees dat Kyiv is gebombardeerd, dan maak ik me grote zorgen dat mijn man daar misschien was. Ik wil dan niet huilen waar de kinderen bij zijn. Ik mis hem zo ontzettend en de kinderen missen hun papa. Ik ben uitgeput dat ik alles alleen moet doen. Mijn collega’s helpen me dan om daarmee om te gaan.
Ik ben nu al meer dan een jaar omgeven door de Nederlandse cultuur. Ik ben inmiddels gewend aan de Nederlandse keuken en eetgewoonten, ik doe mijn best om mee te doen met allerlei verschillende activiteiten en ik heb geleerd om afstand te bewaren in het contact met mensen en tegelijkertijd toch vriendelijk te zijn. Sommige aspecten van de Nederlandse cultuur vind ik zo mooi dat ik ze zeker mee terug zal nemen naar Oekraïne: Nederlanders kunnen heel goed de balans bewaren tussen werk en vrije tijd; ze houden ervan om veel verschillende sociale activiteiten te ondernemen.
Nederlanders zeggen: “Nee heb je, maar als je het vraagt kun je misschien ja krijgen.” Ze houden ervan om vaak met de hele familie bij elkaar te komen en samen te eten en drinken. In dit afgelopen jaar in Losser ben ik zoveel geweldige mensen tegengekomen dat ik nooit meer naar een andere plek zou willen gaan, behalve terug naar Oekraïne. Ik hoor bij mijn land, mijn land zit in mijn hart. En toch, wanneer ik terugga naar Oekraïne, zal ik Losser ook meenemen in mijn hart – en ook mijn herinneringen aan deze plek en alle fantastische mensen die ik hier heb ontmoet.